Dat zat
er wel aan te komen natuurlijk, nadat de Grieken het hen met succes hebben
voorgedaan, dat ook de Italianen onze onvermoeibare eurocrisis-bestrijders een
neus zouden zetten! Nu nog de Portugezen. En waarom niet allemaal? Tegen de onmenselijke door Europa opgelegde austeriteit? Elio di Rupo en Paul Magnette zijn zoals steeds bereid ons de anti-kapitalistische weg te wijzen.
Afgrijselijk
worden ze genoemd, de afdankingen in de industrie. Slagen in het gezicht. De
Europese industrie moet beschermd worden! Door wie? Door de Europese
industriële politiek, natuurlijk, en de zich daarmee bezig houdende politici,
dat is gemakkelijk te raden. Waarmee? Met regels, sociale en milieuregels, wat
anders, en wereldwijd als het kan. Waartegen? Dat is heel wat minder duidelijk,
maar logischerwijze zou je vermoeden dat de industrie vooral tegen de
industriëlen moet beschermd worden. Die kennen er tenslotte zo weinig van dat
zij vooral de afbouw van economische activiteiten lijken na te streven.
Geobsedeerd als ze zijn door ingebeelde politieke vijanden aan wie ze slagen in
het gezicht willen verkopen. Dat zij daarbij kapitaal verliezen lijkt hen
weinig te deren, en in voorspoedige winstvooruitzichten willen ze al even
weinig geloven. Waar zoeken die kapitalistische industriëlen toch hun
eigenbelang?
De
industriële politiek is dus dringend aan een heropwekking toe. Tijdens mijn
recente studeerwerk in de politieke wetenschappen heb ik nochtans vernomen dat
zelfs de Fransen de industriële politiek aan het einde van de jaren '70
opgegeven hadden. En die hadden dus een paar decennia ervaring met economische
planning en sturende overheidsinterventies in de industrie. Eerder slechte
weliswaar, zoals die mislukte poging om van Honeywell Bull een te duchten
Frans-Britse concurrent voor IBM te maken. Zonder het minste vermoeden dat de
echte concurrent natuurlijk uit een onvoorspelbare hoek zou komen, de hoek van
Microsoft en Apple, en zonder de minste overheidssteun, hetgeen eigenlijk niet
zou mogen.
Tja, wat
moet een politicus doen, indien vooral de mislukkingen goed voorspelbaar zijn,
en de echte succesverhalen alleen maar uit onvoorspelbare hoeken komen? Niets
doen lijkt geen slechte keuze op het eerste gezicht, maar voor een politicus is
dat uitgesloten, hij moet toch met iets zijn stemmen verdienen. Door met
goedbedoelde initiatieven mislukkingen in te zamelen kan hij nog altijd een
paar stemmen verdienen met zijn goede bedoelingen. Door de zaken gewoon op hun
beloop te laten brengt hij zich in een onmogelijke positie om zijn verdienste
aan te tonen voor die onvoorspelbare successen. Hij kan ze tenslotte zo weinig
voorspellen als iemand anders.
Wijze
oude man Anthony de Jasay heeft altijd wel een paar ideetjes over hoe actieve
politici die meer willen doen dan nietsdoen hun energie zouden kunnen steken in
het weer afbreken van alles wat zij in hun ijverigheid hebben opgebouwd. Hij
argumenteert daarbij overtuigend dat de afbraak-politici grote onvoorspelbare
successen zouden kunnen hebben, en in zijn laatste stukje zelfs, ook al gehad
hebben, zoals Gerhard Schröder met zijn
arbeidsmarkthervorming in Duitsland: "One size
fits all, but not well: collective bargaining conceals and may waste a rich
source of productivity." De in de vergelijking toch redelijke Duitse
kiezers hebben het toen wel evenmin begrepen als de Italianen het vandaag
hebben willen begrijpen van Mario Monti, dat afbraak voor vooruitgang kan
zorgen.
No comments:
Post a Comment