23 February 2013

Paardenvleesschandaal nu ook in Syrië?

- door de koningin, met haar notebook in bed en een stapel kranten, keizertje afgehaald door chauffeur, die veel te veel sigaretten heeft gerookt toen wij nog, wel, betere dingen te doen hadden dan kranten te lezen en blogposts te schrijven over politiek natuurlijk, wat had je gedacht!  

Dat paardenvleesschandaal! Al een hele tijd aan de gang, naar het schijnt, en in continue uitbreiding. Ik weet er niets over, omdat ik haast geen kranten lees, of heel selectief, om mijn stemming niet te bederven. Die koppen over het paardenvleesschandaal heb ik dus übersprungen, dat klopt, omdat ik dacht dat het weer zo'n kwestie was van overheidsregels, Europese regels zelfs, die politici gebruiken als verdoken reclame. Reclame voor henzelf natuurlijk, dat is de betekenis van het woord reclame. Op meerdere niveaus zoals zij dat noemen, dus lokaal, nationaal, en Europees. Het niveau! Van die politici, wat anders, die zich laten kennen als politici bezorgd om de mensen die ze willen beschermen met regels. Echte beschermengels, actief in de weer (dubbele onderlijning) om zich de vraag te stellen, en maatschappelijk te debatteren, hoe zij kunnen verhinderen dat mensen die geen paardenvlees lusten ook geen paardenvlees op hun bord krijgen. Zie, dat is de truc. Dat mensen die geen paardenvlees lusten het nooit in hun hoofd zouden halen om paardenvlees op hun bord te leggen kan uit het bewustzijn gehouden worden door het woord krijgen te gebruiken in plaats van het woord leggen. Nochtans zou dat altijd het betere woord zijn, want iemand moet het er toch altijd leggen, dat paardenvlees, op dat bord. Het schandaal moet daar iets mee te maken hebben, al weet ik het niet, want de reclamecampagne met bijbehorend maatschappelijk debat over de invoer van de regels moet al een tijdje geleden zijn. En toen heb ik ze ook übersprungen bij mijn selectieve lectuur van de kranten, dat moet het zijn. De opwinding, neen, commotie beter (opwinding is een mooi woord dat ik alleen nog voor iets anders ga gebruiken), in de verdoken reclame voor onze politieke beschermengels door hun journalistieke verslaggevers, gaat bijgevolg over de niet-inachtneming van die regels door producenten van allerlei voedingsproducten die volgens de regels geen paardenvlees mogen zijn. Allemaal het gevolg dus van die eerste verdoken reclamecampagne, zou ik denken. Wat wil je. Als je regels instelt om de mensen geen paardenvlees te doen eten dat zij niet lusten, en de mensen dan zover krijgt met je verdoken reclamecampagne dat zij hun verstand niet meer gebruiken en op die regels vertrouwen, dan krijg je blijkbaar het onverwachte effect dat er producenten van voedingsproducten zijn die daarvan gebruik maken om de mensen voor paardenvlees een hogere prijs te laten betalen dan zij zouden betalen als zij hun verstand nog zouden gebruiken. Ik weet niet of je hier nog kan volgen. Zelf heb ik het moeilijk om mij alle implicaties voor de geest te roepen, en te houden, en ze dan uit te leggen zonder dit stukje tien keer langer te maken dan het al is. En ik wil eigenlijk ook nog iets zeggen over de mensen die wel van paardenvlees houden, zoals ikzelf dus, wat de reden is waarom ik er iets wil over zeggen. Over het feit dat het zo moeilijk is om nog goed paardenvlees te vinden. En over mijn vermoeden dat dat ook wel eens het voorspelbare gevolg zou kunnen zijn van de onverwachte effecten van die regels die ingevoerd zijn in het belang van de mensen die geen paardenvlees lusten. Mens toch. Of beter: zogezegd toch, een  reclamecampagne heeft tenslotte altijd een opvallend verleidingsobject nodig. Mij krijgen ze daarvoor niet, dat heb ik de keizer al meermaals beloofd. Moeten beloven eigenlijk, met telkens de vraag hem nog eens goed te tonen wat zij niet krijgen, en waarom. Geen probleem voor mij hoor, maar als ik nadien honger krijg naar paardenvlees, dan onststaan de problemen. Gegarandeerd! Ik heb nochtans ooit gehoord dat Chicago bekend was om zijn paardenvleesindustrie. Industrie! En Vilvoorde ook. Er was mogelijk zelfs een verband tussen Vilvoorde en Chicago, de wereld is klein, en de paardenvleesindustriëlen waren waarschijnlijk ondernemende mensen, of zij waren geen industriëlen geweest. Maar daarover heb ik dus niets gevonden in de kranten. Dat was mij anders wel opgevallen, en mij bij mijn selectieve lectuur bijgevolg niet ontsnapt. Zoals al gezegd, ik lust paardenvlees. En kan mij maar moeilijk voorstellen dat ik daarin alleen ben, paardenvlees is tenslotte lekker. Hierbij dus mijn wens als koningin: wat uitleg graag over de teloorgang van de paardenvleesindustrie. Al zou goed paardenvlees nog beter zijn, en de hele uitleg overbodig maken. In de veronderstelling dan dat de teloorgang van de paardenvleesindustrie ten eerste een feit is, en ten tweede overbodig was. In de zin dat hij alleen het onverwachte gevolg was van overbodige regels. Wat ik alleen maar kan vermoeden bij gebrek aan een heldere andere verklaring. Of juister, bij gebrek aan een verklaring tout court. In je ondergoed word je gezet, als koningin! Voortdurend!

Dat verband met Syrië in de titel heb ik alleen gemaakt om ook iets over Syrië te kunnen vertellen. Ik heb gelezen in de krant dat Jorn De Cock zich afvraagt welk regime nu zijn eigen bevolking bombardeert. Ik heb mij daarbij de vraag gesteld hoe Jorn De Cock erin slaagt om zich die vraag te stellen, openlijk en in de krant. Want dat zegt toch wel iets over Jorn De Cock, die al een hele tijd in het Midden-Oosten zit om antwoorden op dit soort vragen te zoeken. En daar blijkbaar niet erg goed in is, of hij zou de antwoorden gewoon in de krant kunnen zetten. Wij krantenlezers betalen hem tenslotte daarvoor zijn verblijf in het Midden-Oosten. Voor die antwoorden, en niet om stomme vragen te stellen in de krant. Hij laat wel zien hoe hij grote inspanningen levert door dezelfde vraag ook aan de Syriërs te stellen, de Syriërs die slachtoffer zijn van de bombardementen. Je mag de slachtoffers nooit vergeten, dat klopt. Maar dat doe je dus niet door ze in hun hemd te zetten en hen met opzet vragen te stellen waarop zij het antwoord niet kunnen kennen. En hen dan belachelijk te maken door ze in de krant op te voeren als simpele geesten die niet meer te vertellen hebben dan dat zij bommen op hun huis gekregen hebben. Bommen die letterlijk uit de lucht zijn gevallen. Dat is niet de juiste manier om de slachtoffers te eren, Jorn De Cock! Ik, de koningin, ben kwaad op jou! Knoop dat in je oren! Ik wil je stomme vragen niet meer lezen in de krant! Klungelaar!

Wie doet wie wat aan, waar en wanneer? Ik heb als koningin nooit een opleiding voor journalist gekregen, en ook niet gevolgd. Maar ik zou toch heel spontaan verwachten dat journalisten leren zich die vraag te stellen. Wij krantenlezers doen het tenslotte ook, en lezen daarom een krant, in de hoop dat de journalisten die wij betalen voor ons de antwoorden gaan zoeken. Ik weet het, dat heb ik al gezegd. Dat ik het nog eens doe is mijn verdoken manier om te zeggen dat ik ontevreden ben met de antwoorden die ik te lezen krijg. Wat ik trouwens ook al gezegd heb, indirect dan, door van in het begin aan te geven dat mijn lectuur van de kranten doorgaans selectief is. Dat is het grote nadeel in mijn positie van koningin, dat ik het verdomme allemaal zelf zou moeten doen, ook zelf zou willen doen, maar het niet meer kan. 

No comments:

Post a Comment